Deze week heb ik drie bijdrages geleverd voor het project Academische Scholen :
- 7 november : een lezing/workshop over de academische school als academische ziekenhuis op het congres "Hoe diep is uw pilot ?" van de Open Universiteit in Amersfoort.
- 8 november : een lezing/workshop op het openingscongres "Sociale Innovatie" van de Faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool Utrecht over "Overvecht Presents...".
- 9 november : intervieuws met een 8 tal mensen betrrokken bij het project Academische Scholen ten behoeve van een promotie DVD "Academische Scholen in Werking" voor docenten op Academische Scholen.
De Academische School als Academisch Ziekenhuis :
De academische school lijkt op een academische ziekenhuis. Kenmerkennd bij een Academisch Ziekenhuis is dat zorg, opleiding en onderzoek de drie kernprocessen zijn. Mijn stelling is dat het van belang is dat het zaak is scholen 3 typen te onderscheiden : (1) scholen (2) opleidingsscholen en (3) academische scholen. Bij de eerste is het kernproces onderzwijzen. Bij de tweede is het onderwijzen en opleiden. Bij de derde is het onderwijzenn, opleiden & onderzoeken.
In navolging van een Academisch Ziekenhuis betekent het ontwikkelen van een Academische School:
- het ontwikkelen van topreferentie op regionaal/landelijk niveau
- het ontwikkelen van een center of excellence met specialismes
- het ontwikkelen van een wetenschappelijke agenda
- het ontwikkelen van personele unies met het Hoger Onderwijs
- het ontwikkelen van een engelstalig internationaal netwerk
De mensen in de zaal waren over het algemeen erg enthousiast. Met name het feit dat er meer plaats komt voor specialismes. Ook het feit dat dit voorstel is gebasseerd op diversiteit werd enthousiast begroet.
Overvecht Presents :
Een topic van de Academische School VRC is het integreren van "Stad, Jeugd, en Opleiding". In het kader daarvan heb ik
een kort evaluatief onderzoek gedaan. De resultaten daarvan , heb ik al eerder gepubliceerd in een paper voor o.a. Ella Voogelaar. Op dit congres stonden de gevolgen van de conclusies en acties voor het HBO opleidingen centraal.
Als case is ingegaan op het "t-shirt project" in het kader van het project " ontwikkel je eigen mini-onderneming" dat uiteindelijk halverwege fout liep, waardoor niet helemaal het beoogde resultaat kon worden behaald. In de analyse heb
ik dit proberen te herleiden tot een gebrek aan opleiding bij docenten om een crisis te managen.
Teneinde dit te verbeteren heb ik de suggestie gedaan een deel van de docenten opleiding in te richtten als een piloten-opleiding.Daarin komt dan aanbod :
1. de voorbereiding op een crisis in de opleiding als onvermijdelijk aspect van een vlucht
2. het maken van een instictieve "quick scan" bij het optreden van een crisis
3. het terugbrengen van het leiderschap tot het niveau van competentie; desnoods door een onconventionele charge
4. simpele acties gericht op een positieve afloop
5. gemeenschappelijke resultaatverplichting tot het toestel aan de grond staat
6. stand by van de omgeving in prioriteit fase 1
7. uitgebreid onderzoek om herhaling te voorkomen na afloop van de vlucht
Een protocol en het trainen van competenties als bij een pilotenopleiding sloeg aan. De aanwezige directeur van het ISK was bijvoorbeeld erg enthousiast. Hij heeft interesse om een training van de medewerkers hierop. Mogelijk kunnen ze deelnemen bij het traject van het VRC in het kader van onderzoek/ontwerp Academische Scholen.
Promotie DVD Academische Scholen
Tenslotte zijn opnames gemaakt voor een promotie DVD Academische Scholen. Opmerkelijk waren gesprekken met verschillende docenten, studenten en managers in het kader van de Academische Scholen. Daarbij kwam naar voren :
1. dat er enthousiasme is voor het concept "academische school als academisch ziekenhuis"
2. dat het centraal stellen van 3 kernprocessen het beroep van leraar veel interessanter maakt
3. dat plezier in het werk automatisch positieve gevolgen heeft voor de leerlingen
4. dat hiermee wellicht een "route" zichtbaar wordt naar onderwijsverbetering
Met materiaal wordt in de komende maanden gemonteerd. Naar verwachting zal begin januari, als de onderzoeksresultaten van de scholen binnekomen, de DVD kunnen worden gedistribueerd.
zaterdag 10 november 2007
maandag 5 november 2007
Onderzoek & Ontwerp Liberal Arts
5 november vond op de Vrije Hogeschool (Bernard Lievegoed College for Liberal Arts) een gesprek plaats tussen de vertegenwoordigers van verschillende disciplines :
1. Marja Molenaar : voor de Vrije Hogeschool
2. Chris Wissenburg : voor het Pedagogische aspect (Helicon)
3. Erik van Luytengaarden : voor het Juridische aspect (NPI en HU)
4. John van Schaick : voor het Theologische aspect (Origenes)
5. Roel de Groot : voor het Orthopedagogische aspect (Agiel en HU)
6. Jeroen Lutters : voor het Cultuurhistorische aspect (VH en HU)
De bijeenkomst was zeer inspirerend. De verschillende personen vertelde vanuit hun eigen vakmatige perspectief over het belang te komen tot een Bernard Lievegoed College for Liberal Arts waar de verschillende vakgebieden een plaats zouden kunnen krijgen. Daarbij kwam aan de orde:
1. Het belang van het wetenschappelijk benaderen van esoterische fenomenen door John van Schaick
2. Het belang de "min 40" generatie kennis te laten maken met het werk van Lievegoed door Erik van Luytengaarden
3. Het belang om aan te sluiten bij een reeds aanwezig masters traject dooor Chris Wissenburg
4. Het belang om te komen tot een post pabo opleiding met een orthopedagogische insteek aldus Roel de Groot
5. het belang te sturen op het handelen in een post moderne tijd gekenmerkt door ontologische twijfel door Jeroen Lutters
De uitkomst van het gesprek was dat dit gezelschap een vorm van "manifest" gaat schrijven dat rond januari 2008 geplaatst kan worden in "Motief". Marja Molenaar en Jeroen Lutters zullen iemand aantrekken die het schrijfwerk verricht. De groep zal bij elkaar geroepen worden voor een gesprek dat de basis vormt voor een artikel. Dit proces kan een eerste stap vormen in het ontwikkelen van kenniskringen en lectoraten met als uiteindelijk resultaat master en minoir trajecten.
Behalve het gesprek over de masters vond een gesprek plaats tussen Marja Molenaar, Hanke Drop en Jeroen Lutters over de minor. inmiddels is een handzaam tijdspad opgesteld. Het is nu van belang dat zo snel mogelijk begonnen wordt met een ontwerp van de aansturing door Dick de Wolff en Marja Molenaar. Verder is het van belang dat een interne vacature wordt gesteld voor iemand die als onderzoeker/ontwerper en later uitvoerder drager wil worden van de minor in de Hogeschool.
Deze ontwerper/uitvoerder zal resulteren onder aansturing van een senior medewerker (Jeroen Lutters) en ondersteuning krijgen van een student-assistent.
1. Marja Molenaar : voor de Vrije Hogeschool
2. Chris Wissenburg : voor het Pedagogische aspect (Helicon)
3. Erik van Luytengaarden : voor het Juridische aspect (NPI en HU)
4. John van Schaick : voor het Theologische aspect (Origenes)
5. Roel de Groot : voor het Orthopedagogische aspect (Agiel en HU)
6. Jeroen Lutters : voor het Cultuurhistorische aspect (VH en HU)
De bijeenkomst was zeer inspirerend. De verschillende personen vertelde vanuit hun eigen vakmatige perspectief over het belang te komen tot een Bernard Lievegoed College for Liberal Arts waar de verschillende vakgebieden een plaats zouden kunnen krijgen. Daarbij kwam aan de orde:
1. Het belang van het wetenschappelijk benaderen van esoterische fenomenen door John van Schaick
2. Het belang de "min 40" generatie kennis te laten maken met het werk van Lievegoed door Erik van Luytengaarden
3. Het belang om aan te sluiten bij een reeds aanwezig masters traject dooor Chris Wissenburg
4. Het belang om te komen tot een post pabo opleiding met een orthopedagogische insteek aldus Roel de Groot
5. het belang te sturen op het handelen in een post moderne tijd gekenmerkt door ontologische twijfel door Jeroen Lutters
De uitkomst van het gesprek was dat dit gezelschap een vorm van "manifest" gaat schrijven dat rond januari 2008 geplaatst kan worden in "Motief". Marja Molenaar en Jeroen Lutters zullen iemand aantrekken die het schrijfwerk verricht. De groep zal bij elkaar geroepen worden voor een gesprek dat de basis vormt voor een artikel. Dit proces kan een eerste stap vormen in het ontwikkelen van kenniskringen en lectoraten met als uiteindelijk resultaat master en minoir trajecten.
Behalve het gesprek over de masters vond een gesprek plaats tussen Marja Molenaar, Hanke Drop en Jeroen Lutters over de minor. inmiddels is een handzaam tijdspad opgesteld. Het is nu van belang dat zo snel mogelijk begonnen wordt met een ontwerp van de aansturing door Dick de Wolff en Marja Molenaar. Verder is het van belang dat een interne vacature wordt gesteld voor iemand die als onderzoeker/ontwerper en later uitvoerder drager wil worden van de minor in de Hogeschool.
Deze ontwerper/uitvoerder zal resulteren onder aansturing van een senior medewerker (Jeroen Lutters) en ondersteuning krijgen van een student-assistent.
Onderzoek & Ontwerp Academische Scholen
De dieptepilot vraagt om een prototype Academische School. Het ontwerpen van een structuur en cultuur voor academische scholen kan alleen maar totstand komen door gedegen onderzoek. Omdat onderdeel van het onderzoek ook het optimali
seren van onderzoek binnen de scholen is, is het echter van belang deze verschillende niveau's steeds duidelijk uit elkaar te houden. Het gaat daarbij om verschillende niveaus van abstractie. Ik heb het dan over :
1. De experimenten en het onderzoek binnen de school, die behoren tot de cathegorie van de feiten. Hier zien we de Academische School i.o. in werking.
2. Het onderzoek door analyse en interpretatie van de feiten, waaruit blijkt welke Academische School structuur/cultuur werkt en welke niet, met als metafoor het Academisch Ziekenhuis.
3. Het design op basis van analyse en interpretatie van een structuur/cultuur van Academische Scholing verwant aan die van het Academische Ziekenhuis.
Qua onderzoeksstructuur ga ik uit van de volgende principes :
1. Kwalitatief onderzoek : het onderzoek is kwalitatief van aard. De opgeleverde data geven een beeld van de betreffende scholen. Het is niet de bedoeling dat de school omgezet wordt in een aantal specifieke codes, op basis waarvan conclusies worden getrokken. Het is de bedoeling dat zich een onderzoekscultuur ontwikkelt waar dat mogelijk is, en wordt geholpen om daarbij passende structuren te vinden...
2. Etnografische benadering : het onderzoek is het meest verwant aan wat wel wordt aangeduid als een etnografische benadering. In deze benadering wordt de schoolcultuur onderzocht. In dit geval op zijn onderzoeksmatige kracht. Dit wordt
getoetst op basis van een experiment : het aannemen en uitvoeren van een onderzoek/experimentele opdracht. Op basis van deze graadmeter is enigzins vast te stellen welke scholen wel en welke niet in staat zijn Academische School te zijn en waar dat mee samenhangt.
3. Cultuur analyse : aansluitend bij de kwalitatief-etnografische benadering worden tussentijds resultaten bekenen, maar
ook procesbeschrijvingen in termen van "verhalen" geanalyseerd. Uit die evaluatieve verhalen kan worden opgemaakt welke
"beliefs" er in de school leven en hoe die van invloed zijn op de praktijk (resultaten) van de Academische School. In een tijd van epistemologische en ontologische twijfel is een "belief" de op basis van "fictie" ontworpen identiteitsstructuur. Identiteit is geen kwestie meer van (zogenaamd toetsbare) kennis, maar een "fantasy".
4. Narratologie als instrument : in deze benadering is van groot belang dat ieder van de partners zijn eigen verhaal vertelt.
Het vertellen van een verhaal veronderstelt rhetorische vermogens. Het ontwikkelen van die rhetorische vermogens geldt zowel verbaal, in beeld en in geschrift. Het is in dit kader ook van belang digitale hulpmiddelen te gebruiken.
5. Dialoog als instrument : in deze benadering is participatie van groot belang. Als gevolg van de aard van het onderzoek doet iedere school zijn eigen onderzoek, binnen zijn eigen te ontwikkelen onderzoekscultuur. Om die onderzoekscultuur
bovenwater te krijgen en tegelijk te stimuleren is de dialoog van groot belang. Vandaar dat we regelmatig op schoolbezoek gaan, kennisateliers instellen, een centrale meldpunt hebben waar archivering/vragen kunnen worden gesteld. Essentieel voor een effectieve dialoog is de menselijke constalatie.
5. Reflectie als instrument : kern van het onderzoek is de gedachte dat reflectie op de cultuur van groot belang is voor het ontwikkelen. Om te komen tot reflectie worden leerteams ingericht. In deze leerteams wordt de Academische School i.o. als schoolexperiment geevalueerd. Deze evaluatie kan vervolgens leiden tot een nieuw design.
6. Academische School Design : door reflectie ontstaan ideeen. We bevinden ons op het niveau van inspiratie van "fictieve standpunten". Om te komen tot een concrete toets dienen de ideeen echter ook (op integraal niveau) echter concrete structuren te veranderen. Daarvoor is een basisformat ontwikkelt die uit zal monden in een routeplanner. Verder is een project schoolontwerpen en educatief design ontwikkelt. In samenwerking met NUOVO is een project " Jeugd Stad & Opleiding" (Overvecht Presents...) van start gegaan.
7. Cultureel Ondernemen : uiteindelijk wordt het hele verhaal samengevat in een groot verhaal waarbinnen de afzonderlijke schoolverhalen een plaats zullen krijgen, maar ook een samenhangend verhaal zal worden vertelt. De bedoeling is dit onder te brengen in een "koffertje" met daarin : (1) een inleiding op de methode (2) de onderzoeksverslagen van de scholen (3) het prototype dat is ontwikkeld (4) de routeplanner naar een academische school (5) audio-visueel materiaal. Dit materiaal kan een hulpmiddel zijn bij het maken van keuzes.
Vandaag had ik een gesprek met Gyan Ackveld die verbonden is aan het het project Samen op Scholen en in het kader van een evaluatieonderzoek samenwerkt met het lectoraat van Elly de Bruin. In het gesprek kwam naar voren dat mijn benadering
interessant is in het kader van de SOS ontwikkelingen en in de evaluatie kan worden meegenomen. Met name het cultuur analytisch perspectief bood vernieuwende inzichten. Andersom kan het evaluatief onderzoek SOS ook van belang zijn voor de ontwikkelinng van Academische Scholen. Wat betreft het materiaal dat Gyan Ackvelt aanreikt met name om professionalisering van docenten en communicatie binnen de organisatie methodisch te onderbouwen.
seren van onderzoek binnen de scholen is, is het echter van belang deze verschillende niveau's steeds duidelijk uit elkaar te houden. Het gaat daarbij om verschillende niveaus van abstractie. Ik heb het dan over :
1. De experimenten en het onderzoek binnen de school, die behoren tot de cathegorie van de feiten. Hier zien we de Academische School i.o. in werking.
2. Het onderzoek door analyse en interpretatie van de feiten, waaruit blijkt welke Academische School structuur/cultuur werkt en welke niet, met als metafoor het Academisch Ziekenhuis.
3. Het design op basis van analyse en interpretatie van een structuur/cultuur van Academische Scholing verwant aan die van het Academische Ziekenhuis.
Qua onderzoeksstructuur ga ik uit van de volgende principes :
1. Kwalitatief onderzoek : het onderzoek is kwalitatief van aard. De opgeleverde data geven een beeld van de betreffende scholen. Het is niet de bedoeling dat de school omgezet wordt in een aantal specifieke codes, op basis waarvan conclusies worden getrokken. Het is de bedoeling dat zich een onderzoekscultuur ontwikkelt waar dat mogelijk is, en wordt geholpen om daarbij passende structuren te vinden...
2. Etnografische benadering : het onderzoek is het meest verwant aan wat wel wordt aangeduid als een etnografische benadering. In deze benadering wordt de schoolcultuur onderzocht. In dit geval op zijn onderzoeksmatige kracht. Dit wordt
getoetst op basis van een experiment : het aannemen en uitvoeren van een onderzoek/experimentele opdracht. Op basis van deze graadmeter is enigzins vast te stellen welke scholen wel en welke niet in staat zijn Academische School te zijn en waar dat mee samenhangt.
3. Cultuur analyse : aansluitend bij de kwalitatief-etnografische benadering worden tussentijds resultaten bekenen, maar
ook procesbeschrijvingen in termen van "verhalen" geanalyseerd. Uit die evaluatieve verhalen kan worden opgemaakt welke
"beliefs" er in de school leven en hoe die van invloed zijn op de praktijk (resultaten) van de Academische School. In een tijd van epistemologische en ontologische twijfel is een "belief" de op basis van "fictie" ontworpen identiteitsstructuur. Identiteit is geen kwestie meer van (zogenaamd toetsbare) kennis, maar een "fantasy".
4. Narratologie als instrument : in deze benadering is van groot belang dat ieder van de partners zijn eigen verhaal vertelt.
Het vertellen van een verhaal veronderstelt rhetorische vermogens. Het ontwikkelen van die rhetorische vermogens geldt zowel verbaal, in beeld en in geschrift. Het is in dit kader ook van belang digitale hulpmiddelen te gebruiken.
5. Dialoog als instrument : in deze benadering is participatie van groot belang. Als gevolg van de aard van het onderzoek doet iedere school zijn eigen onderzoek, binnen zijn eigen te ontwikkelen onderzoekscultuur. Om die onderzoekscultuur
bovenwater te krijgen en tegelijk te stimuleren is de dialoog van groot belang. Vandaar dat we regelmatig op schoolbezoek gaan, kennisateliers instellen, een centrale meldpunt hebben waar archivering/vragen kunnen worden gesteld. Essentieel voor een effectieve dialoog is de menselijke constalatie.
5. Reflectie als instrument : kern van het onderzoek is de gedachte dat reflectie op de cultuur van groot belang is voor het ontwikkelen. Om te komen tot reflectie worden leerteams ingericht. In deze leerteams wordt de Academische School i.o. als schoolexperiment geevalueerd. Deze evaluatie kan vervolgens leiden tot een nieuw design.
6. Academische School Design : door reflectie ontstaan ideeen. We bevinden ons op het niveau van inspiratie van "fictieve standpunten". Om te komen tot een concrete toets dienen de ideeen echter ook (op integraal niveau) echter concrete structuren te veranderen. Daarvoor is een basisformat ontwikkelt die uit zal monden in een routeplanner. Verder is een project schoolontwerpen en educatief design ontwikkelt. In samenwerking met NUOVO is een project " Jeugd Stad & Opleiding" (Overvecht Presents...) van start gegaan.
7. Cultureel Ondernemen : uiteindelijk wordt het hele verhaal samengevat in een groot verhaal waarbinnen de afzonderlijke schoolverhalen een plaats zullen krijgen, maar ook een samenhangend verhaal zal worden vertelt. De bedoeling is dit onder te brengen in een "koffertje" met daarin : (1) een inleiding op de methode (2) de onderzoeksverslagen van de scholen (3) het prototype dat is ontwikkeld (4) de routeplanner naar een academische school (5) audio-visueel materiaal. Dit materiaal kan een hulpmiddel zijn bij het maken van keuzes.
Vandaag had ik een gesprek met Gyan Ackveld die verbonden is aan het het project Samen op Scholen en in het kader van een evaluatieonderzoek samenwerkt met het lectoraat van Elly de Bruin. In het gesprek kwam naar voren dat mijn benadering
interessant is in het kader van de SOS ontwikkelingen en in de evaluatie kan worden meegenomen. Met name het cultuur analytisch perspectief bood vernieuwende inzichten. Andersom kan het evaluatief onderzoek SOS ook van belang zijn voor de ontwikkelinng van Academische Scholen. Wat betreft het materiaal dat Gyan Ackvelt aanreikt met name om professionalisering van docenten en communicatie binnen de organisatie methodisch te onderbouwen.
Abonneren op:
Posts (Atom)