vrijdag 21 september 2007

Onderzoek & Ontwerp Liberal Arts

In het kader van het ontwikkelen van het ontwikkelen van een Progressief Liberal Arts Curriculum is door de Vrije Hogeschool (Bernard Lievegoed College for Liberal Arts i.o.) gevraagd om vanuit het lectoraat VOMD op twee tereinen ondersteuning te bieden:

(1) het formuleren van een ontwikkelplan voor de realisatie van een opleiding Liberal Arts
(2) het formuleren van een leerlandschap Liberal Arts voor de voorgenomen minor/pre-masters Liberal Arts


Minor Liberal Arts:
De minor heeft daarbij de prioriteit, omdat de minor wordt beschouwd als een "hefboom" om te komen tot realisatie van een volwaardige opleiding (zoals geformuleerd in het koersdocument). Anders gezegd : de minor is de eerste stap in het ontwikkel- plan. Om te komen tot een ontwikkelplan is Jeroen Lutters bezig met de samenstelling van een team. Daarbij betrokken zijn Hanke Drop (HU) en Jacob de Ruyter (docent Scala).Een eerste gesprek met Jacob de Ruter heeft op donderdag 20 september plaatsgevonden. Maandag 24 september volgt een gesprek met Hanke Drop. Het is de bedoeling dat het concept opleidingsplan van de minor rondom 18 oktober klaar is, zodat het voorgelegd kan worden aan de directie/het bestuur van de Vrije Hogeschool. Eind oktober kan dan een gesprek plaatsvinden met de directie van de masters ecologische pedagogiek en de faculteit educatie om het daar o0nder te brengen.

Visie op het doel:
Van groot belang is de visie op het doel en de werkwijze. Inmiddels heeft in dit verband een eerste gesprek plaatsgevonden tussen Jacob de Ruyter en Jeroen Lutters. Uitgangspunt is te komen tot een methodisch- didactische inzichtelijke opleiding structuur. De opleiding stelt zich ten doel studenten in de bachelorsfase, in de vorm van een pre-masters/minor, een moge-lijkheid aan te rijken te komen tot verbreding/verdieping van kennis door het aanreiken van een "andere" manier van leren. Centraal daarbij staat: de aandacht voor het detail, het andere, iets waarover ik al eerder sprak in termen van "poetisch bewustzijn", maar die ik nu samen wil vatten als "perspectivisme". Dit doel komt niet uit de lucht vallen. Het komt voort uit een door studenten en docenten van middelbare scholen en hogescholen gevoelde noodzaak en is daarmee zeer relevant om een plek te krijgen in het Hoger Onderwijs. Het probleem dat wordt ervaren is dat je als leerling/student vaak maar op een manier (de manier die ze al weten e vaststaande uitkomsten heeft) weet te leren. Dit leidt, bewust of onbewust, tot een beperking van kennis. In het opleidingstraject dat we hier voor ogen hebben is het juist van belang dat de student leert vanuit meerdere perspectieven een probleem te benaderen, om zo te komen tot (onvermoede) kennis. Behalve dat hij/zij leert vanuit verschillende perspectieven te handelen leert hij op meta-niveau zich bewust te worden van het bestaan van meerdere ingangen, hetgeen hem helpt in vrijheid te kiezen wat hij wil weten of zelfs een eigen (toegevoegde) weg te ontwikkelen. Kennis is een kwestie de juiste ingang, de juiste leerstrategie, te vinden, te maken. Door die te vinden, door
je daar bewust van te worden, door die te ontwerpen, ontwikkel je je eigen genialiteit.

Visie op de werkwijze:
De minor wordt projectmatig opgezet waarbij studenten zich groeperen rondom een inhoudelijk inspirerend thema dat
ze zelf kiezen. Vereiste is dat een inhoudelijk thema's geen methodiek is. De methodiek bevindt zich op het niveau van het perspectief dat je hanteert om binnen te dringen in de inhoud. Dat is de tweede keuze die de student moet maken. Kortom voor iedere student/docent is het van belang een dubbele keuze te maken : op inhoudelijk niveau & op methodisch vlak. De inhoud werkt daarbij als inspiratiebron, de methode als onderzoeksvorm. Om te komen tot een heldere inhoudelijke keuze (identiteit te bepalen) wordt gevraagd het gekozen onderwerp te situeren binnen een van de volgende
3 inhoudsgebieden :

(1) natuur
(2) cultuur
(3) metafysica.

Als het gaat om de te hanteren methodiek wordt gevraagd in ieder geval de volgende 7 perspectieven te betrekken :

(1) analyse
(2) dialoog
(3) narratief
(4) systematiek
(5) ordening
(6) samenklank
(7) integratie

Deze beschrijving is ontleend aan de 7 Vrije Kunsten. Ze kunnen ook anders worden gedefinieerd.Ter introductie op het referentiekader, en als inspiratie, worden de studenten aan het begin van de opleiding bekend gemaakt met de 3 inhouds-gebieden en de 7 methodische perspectieven.

Resultaat:
Uiteindelijk is het zaak datt gewerkt wordt aan een produkt dat op persoonlijk niveau, op opleidingsniveau, en op maatschappelijk niveau kan worden verdedigd. Het is zaak dat deze informatie niet verloren gaat maar in een "open
source" vorm beschikbaar is voor ieder die daar behoefte aan heeft. De gedachte gaat daarom uit naar de ontwikkeling van een website/weblog waarop voortdurend produkten en tussenprodukten worden gepubliceerd. Omdat schriftelijke publicatie onvoldoende is wordt van de deelnemers gevraagd op gezette tijden binnen verschillende (ook openbare) contexten het podium te betreden en uitdrukking te geven (in gesprek te gaan over) waar je mee bezig bent . Daarbij wordt gestimuleerd een eigen stijl te ontwikkelen, of te wel te werken volgens een systeem van "meervoudige geletterdheid". Daarbij valt o.a. te denken aan Digital Story telling.Beoogd resultaat is dat de geslaagde student van de minor/pre-master aan het einde van het traject uitstroomt op een wijze die het hem (samen met de rest van het bachelorsprogramnma) mogelijk maakt om succes-volle masters te beginnen op een Hogeschool of Universiteit. In onze ogen mag je namelijk van een masterstudent verwach-ten dat hij/zij zich niet beperkt tot een enkele kenweg, maar zelfstandig een ingang kan vinden om een probleem/een thema te exploreren en daarmee op avontuurlijke & onverwachte wijze nieuwe resultaten te boeken.

Slot
Het is interessant dat de Vrije Hogeschool, die deze belangrijke minor/pre-master zal gaan verzorgen, met deze benadering
in feite de kwaliteit van "het tussenjaar" inbouwt tussen bachelor en mastersfase van de Hogeschool/Universiteit. Al eerder deed de Vrije Hogeschool iets vergelijkbaars tussen de middelbare school & bachelorsfase. In feite was de basisgedachte daarbij hetzelfde.Bernard Lievegoed heeft steeds weer gewezen op het openen van meerdere perspectieven om zo te komen tot nieuwe kennis; kennis die anders verborgen blijft en zaken "non-existent" laat die in feite wel bestaan maar door een ge-brek aan mogelijkheden deze gebieden binnen te treden, niet wordt ontdekt. In een proces van "Dysacademia" (zie Blog Pedagogische Revolutie) is het gevaar aanwezig dat de student op een beperkt spoor blijft rijden en in feite niet komt tot "nieuwe kennis". Liberal Arts in de vorm zoals hier bepleit kan in "de vrije ruimte" dit tekort aanvullen.De student leert om niet verleden georienteerd (oude leerdoelen), maar toekomst georienteerd (nieuwe perspectieven) te zijn en daarmee zichzelf te overstijgen.

Voor meer info raadpleeg: Jeroen Lutters - Adolescentie in Fictie: Caravaggio's verbeelding van de adolescent.(Agiel 2006) Daarin wordt gewerkt met de genoemde "perspectivistische" methode.

Onderzoek & Ontwerp Academische Scholen

Waar in het vorig jaar nog sprake was van een orientatiefase/ontwerpfase is dit studiejaar de produktiefase aangebroken. Op dit proces te ondersteunen worden een aantal acties ondernomen vanuit het lectoraat VODM. De acties kunnen het beste worden beschouwd als "tools" om te komen tot succesvolle voltooiing van het project. Acties zijn :

- schoolbezoeken (week van 18 oktober)
- kennisatelieractiviteiten (zie kalender)
- teambijeenkomsten schoolbegeleiders (colinda, nies, ritie, femke,alice)
- website - link (sharepoint)
- podcast workshop (9 november)

Op 20 september heeft een schoolbezoek plaatsgevonden door Jeroen Lutters en Jacob de Ruyter op het Holland College in Naaldwijk. Gesproken is met de betrokken medewerkers en de schooldirecteur. Belangrijk bleek vooral in dit proces dat kennisuitwisseling/gesprek plaatsvond op een aantal terrein die de transformatie van "school" naar "academische school" vereenvoudigen. Samenvattend waren dat de volgende terreinen :

- verheldering concept
- focus op professionalisering
- aanreiken "tools"
- 3 x opbrengstformulering

Verheldering concept :
het blijkt (nog) steeds moeilijk om het concept Academische School vast te houden. Beeldtaal bleek daarbij uitstekend te werken. Steeds is de vergelijking gemaakt met een Academisch Ziekenhuis waar twee kernprocessen plaatsvinden. Een Academisch Ziekenhuis werkt vanuit een dubbel principe. Een daarvan is het werken met de patienten (eerste veld). Het andere is het opleiden van het personeel (tweede veld).Door steeds weer hier op terug te komen ontstond verheldering.Beide zijn kernprocessen, dus ook even belangrijk.

Focus op professionalisering :
Het project Academische Scholen gaat over het tweede veld. Samenhangend met het voorgaande is de aandacht van de deelnemers aan het project vaak nog erg leerlinggericht. De focus ligt al snel op de behoefte van de leerling(Noot : de patient in een ziekenhuis) en niet op het ontwikkelen van competenties bij de docenten (Noot : het opleiden van medewer-kers). Door te werken met de driehoek vakontwikkeling-pedagogische ontwikkeling-zelfontwikkeling werd duidelijk dat het nu vooral moet gaan om zelfontwikkeling van docenten. Door een infrastructuur aan te leggen voor zelfontwikkeling (het tweede veld van de academische school) ontstaat als vanzelf een optimale structuur voor het ontwikkelen van de ander. De betrokken docenten merkte dat ze nog teveel bezig waren met het eerste kernproces dat in het project academische scholen op de tweede plaats komt. Het gaat om de professionalisering in de school.

Aanreiken van "tools" :
Binnen de opzet is het van belang dat iedere school met de onderzoeksgroep binnen de school zijn eigen leeromgeving ontwerpt om te komen tot het beoogde resultaat. Dat blijkt niet altijd gemakkelijk. Vooral van belang blijkt de afbakening van het ontwerp, de vaststelling van de werkwijze en de verwoording van het beoogde resultaat op individueel, school en projectniveau. Behalve de methodiek was er ook een vraag naar "tools". Door samen te zoeken kwamen we in het geval van het Delta college op 4 belangrijke "tools" van belang bij het halen van de doelstellingen van het eigen (deel)onderzoek.

1. inspiratieniveau : literatuur. Een lijst van favoriete, inspirerende boeken, maar ook films, muziek enz. te gebruiken naar eigen inzicht door het betrokken onderzoeksteam.Door dit materiaal te delen onstaat een samenhangende taal binnen de onderzoeksgroep.
2. expert niveau : op basis van een te ontwerpen lijst. Belangrijk is mensen uit allerlei velden (dus niet alleen het onderwijs) te raadplegen. Ingangen kunnen zijn : menskundige uitgangspunten, onderwijskundige tools, persoonlijke ervaringen.
3. ervaringsniveau : onderzoek dient participererend onderzoek te zijn. Je moet je zelf ook blootstellen aan datgene wat je bij onderrzoekt. Alleen zo kun je gevoel ontwikkelen voor de werkelijke werking.
4. resultaatniveau : vasttstellen van tussentijdse presentaties binnen verschillende (leer) contexten. Daarbij werd vooral ook gedacht aan de mogelijkheid van het presenteren binnen de kennisateliers met collega'sin vergelijkbare situaties.

3 x opbrengstformuling :
van belang bleek steeds weer te wijzen op een formulering van het eindresultaat voor jezelf, aar ook op school en project niveau. Kortom : op de vraag, wat is de betekenis van ons deelonderzoek voor het beoogd design van het "prototype academische school" . Deze stap bleek niet gemakkelijk, maar uiteindelijk wel te maken. Voortdurende interactie tussen persoonlijk niveau , schoolniveau en projectniveau is daarom van groot belang.


Concreet is het Deltacollege nu bezig met het ontwerpen van een structuur/cultuur (laboratorium) voor het leren ontwikkelen van onderwijskundig materiaal. Daarvoor wordt (experimenteel/action research) door een team van medewerkers uit Mens & Natuur gewerkt aan een onderwerp. Door te werken aan dit onderwerp hopen zij dat helder wordt hoe een effectieve structuur/cultuur voor Educatief Design totstand kan komen. Het belang daarvan is persoonlijk (mikroniveau), op schoolniveau (mesoniveau) en op projectniveau (makroniveau) vast te stellen.Om te komen tot een goed onderzoek/ontwerp is afbakening van het onderwerp van groot belang. Gekozen is om materiaal te gaan ontwikkelen (een handleiding/instructie/ondersteuning/inspiratie) omtrent "het leren coachen van leerlingen". Het gaat erom kennis te ontwikkelen op inzicht niveau, die straks kan worden toegepast binnen de school. (aansluiting professionalisering minor Educatief Design van Femke (betrokken bij 's Heerenlanden)en Nies (betrokken bij Kandinsky) en het onderzoek van het Minkema College (door Wim Pon/Karin Loggen) ligt voor de hand. De werkwijze die gevolgd gaat worden zal onderdelen omvatten van wat hiervoor genoemd is als "tools". Zo kan ervoor gekozen gaan worden om zelf een test te doen met coaching die net zo intensief is als die bij de leerlingen op de school, om vervolgens te onderzoeken of die coaching het beoogde resultaat heeft, en zo niet, hoe dit resultaat wel/beter te bereiken is.Daarnaast wordt gedacht aan het presenteren van tussenprodukten voor het docententeam en op het kennisatelier.Het beoogde resultaat is op persoonlijk niveau : "anders" te leren coachen. De gedachte "anders" opent de weg naar het inzicht niveau. Het opent de weg naar een "alternatief scenario" voor coaching, waar in de toekomst mee kan worden geexperimenteerd. Op schoolniveau is het beoogd resultaat : te komen tot een "andere" infrastructuur voor Educatief Design (als een permanent proces). Op projectniveau gaat het erom : te komen tot advies voor het maken van een schoolopleidingsplan van (aankomend) docenten waarbij de leerling, de docent, maar ook de leeromgeving wordt betrokken.

Slot

Het schoolbezoek bleek voor alle betrokkenen een inspirerend leermoment. Hier was sprake van een leerteam. Alle betrokkenen hebben daarbij geleerd. Hier was de horizontale "academische school" in werking. Op projectniveau (lectoraat/deelcoordinator) op schoolniveau(directeur/projectleider) en op leerlingniveau (docenten) was iedereen paraat. De acade-mische school bleek vooral te werken omdat ervaring, theoretische kennis, en praktische organisatie samen kwamen. Tot zover deze korte reflectie. De bijgestelde opzet van het onderzoek wordt vrijdag 28 september ingeleverd bij Eva.

woensdag 19 september 2007

Minor/Project Educatief Design

Dit jaar gaat voor het tweede jaar, de met medewerking van het lectoraat VOMD ontwikkelde minor, Educatief Design van start.Waar schoolontwerpen (eveneens mee ontwikkeld door het lectoraat VOMD) meer gericht was op het ontwerpen van een leeromgeving is educatief design vooral gericht op het curriculum van de leerlingen/studenten. In het navolgende wil ik hierover kort mijn gedachten laten gaan. Ik hoop : als inspiratie voor de nieuwe studenten/(aankomend)docenten educatief design. Voor mij staan daarbij twee begrippen centraal "herhaling" en "deviatie".

Herhaling :

In mijn optiek dient onderwijs ervoor om kennis en kunde door te geven van de ene persoon op de andere. Kennisoverdracht. Deze "herhalingsoefening" leidt ertoe dat er ruimte kan onstaan voor vooruitgang. Immers als eenieder telkens weer bij nul zou moeten beginnen, zou er nooit tijd overblijven om verder te komen dan de vorige generatie. Van belang is dat deze "kennis" die wordt herhaald deugdelijk voorhanden is. Dat betekent dat het van belang is dat scholen en opleidingscentra partciperen in een netwerk van beschikbaar opleidingsmateriaal.Volgens de eerder genoemde criteria bij schooldesign vindt daarbij vooruitgang op basis van gezonde concurentie plaats.Van belang is verder dat bij iedere vorm van opleiding ook een basis aanwezig is waar iemand in kan worden onderwezen/geproffessionaliseerd. In hoeverre iemand deze basis nodig heeft hangt af van zijn persoonlijke competenties. Het onderwijs hoeft ook niet te beginnen met een algemeen basisideoom. Onderwijs dient veel meer dan tot nu toe het geval is georganiseerd te worden op basis van verschillen in leerstijlen. De een leert vanuit de theorie, de andere vanuit de praktijk. Dat betekent dat leermateriaal veel meer "simultaan" dan "lineair" beschikbaar moet zijn.

Deviatie:

Een wijze man zei ooit eens : "creativiteit ontstaat vanuit overschotskracht" (Lievegoed). Daarmee bedoelde hij, nadat je de basis verzorgd hebt, ontstaat een overschot aan kennis en energie, die je beschikbaar hebt om nieuwe dingen totstand te brengen. Werken met dat overschot is wat het leven leuk maakt.Rijk sterven (met overschot) is in zekere zin een gemiste kans.In het traditionele Educatief Design vind ik dat doorgaans de herhaling teveel een doel op zichzelf geworden. Voor mij is het niet meer en niet minder dan het huiswerk dat je moet doen om serieus werk te kunnen verrichten in dit tweede veld.Naar mijn idee moet danook in het "eerste veld" snel worden gewerkt. Dat vraagt grote onderwijskundige "skills" van de docenten.Snelheid hangt immers vaak samen met de mate waarin iemand prettig les weet te geven. Daarom is het van groot belang dat de beste docenten steeeds weer worden uitgedaagd ook in de laagste klassen les te geven. In het tweede "veld" kan worden geexperimenteerd met persoonlijke, nieuwe vormen van kennis/kunde. Dat is het gebied waar het eigenlijk omdraait. Hierop dienen de ogen gericht te zijn. In het kader hiervan ben ik een groot voorstander van versnelde onderwijs/opleidingstrajecten "in het basisveld" als dat kan/verantwoord is en verlengingsmogelijkheden/specialistische verdieping "in het creatieve veld".In het laatste veld dient de docent "participerend" te werk te gaan. Niet het doceren wordt zijn hoofdtaak. Net als in de oude gildes is hij bezig met een eigen werk te maken. De leerling/student werkt naast hem, kan hem vragen stellen, kan begeleiding krijgen, maar hoeft dat niet. Hij kan ook gewoon over de schouder van de docent meekijken hoe die het doet.Deze werkwijze is inspirerend en drukt de kosten van het onderwijs omdat de docent niet "full time" doceert.

Slot

Voor het opleidingsprogramma Educatief Design geldt in feite hetzelfde als voor de hier besproken voorbeelden uit de schoolpraktijk. Binnen het opleidingsconcept is van groot belang dat er basiskennis wordt aangereikt die ook steeds weer wordt geactualiseerd. Vermeden moet worden dat de basis doel wordt in plaats van middel. Het doel is het ontwikkelen van een eigenzinnig pragmatisch-creatief vermogen. Van belang is dat een student/docent Educatief -Design zich daarbij kan oefenen om docent-onderzoeker(ontwerper) te worden. Al eerder is genoemd de school van morgen kan gaan bestaan uit docenten die niet alleen lesgeven, maar ook komen met persoonlijke ontwerpen. Voor mij is bij dit allees duidelijk geworden dat een gedegen Educatief Design niet bestaat uit 2 maar uit 3 componenten. Het gaat om : (1) onderzoek (2) design(3) ondernemen.Het is nooit de bedoeling geweest om studenten Educatief Design op te leiden tot abstracte ontwerpers. Het gaat er om dat iets werkt. Succesvol ondernemen blijkt daarbij van groot belang. Voor de minor betekent dat dat studenten zich niet alleen dienen te richten op de innovatieve kracht van een produkt, maar ook op de organisatie van het proces (met name communicatie) richting de betrokkenen (breefing-debreefing enz.).Gezien de resultaten van vorig jaar (zie evaluaties van de mnor en de evaluaties van de betrokken academische scholen i.o) is dit proces al aardig opgang gekomen

Minor/Project Schoolontwerpen

" Zoals een gevechtspiloot, zo zegt het OESO-rapport (2001), beschikt over informatiesystemen die hem onmiddelijk en permanent informeren over zijn positie, de toestand van de vele onderdelen, de gevaren en de mogelijkheden, zo zouden
zowel leerling als leerbegeleider moeten kunnen beschikken over een permanent informatie- en monitoringsysteem om op een gepaste wijze te kunnen reageren in hun zoektocht naar recources en meerwaarde." (in :Jan Masschelein e.a. De architectuur van de leeromgeving/een school zonder ziel).

Inleiding

Inmiddels is de tweede jaargroep van start gegaan op de Hogeschool voor de Kunsten die zich bezig houdt met het proces van eigentijds schoolontwerpen. Dat riep bij mij de vraag op wat ik het belangrijkste aspect vind als het gaat om de school van vandaag en morgen. Al vrij snel kwam ik uit bij het ontwikkelen van een communicatief netwerk. School is daarbij in mijn ogen de verbindinding tussen persoonlijke scholing & school maken. Hoe deze 2 begrippen samenhangen met het opbouwen van een communicatief netwerk zal ik in het navolgende proberen toe te lichten.

Persoonlijke scholing :

School staat voor mij gelijk aan persoonlijke scholing binnen een netwerk van mensen die ook bezig zijn met gerichte scho-ling. Daarmee is een school niet primair een gebouw, een plaats, een instituut, maar een activiteit, een gebeurtenis, een actie. Dit te beseffen is van groot belang bij het ontwerpen van nieuwe scholen. Te vaak zijn directies en architecten nog geneigd een school te zien als een gebouw. Binnen dat gebouw kan vervolgens scholing plaatsvinden. Voor dat je het weet ligt de aandacht echter meer bij de regelementaire of esthetische vormgeving van het gebouw dan bij de scholing. Overbo-dige voorzieningen worden getroffen. Broodnodige voorzieningen worden vergeten.Uitgaande van het paradigma dat "school is persoonlijke scholing" dienen schoolontwerpers veel vrijer om te gaan met het ontwerpen van een leeromgeving en daarbij in de regel minder te denken in termen van "bakstenen stapelen" en meer in termen van het ontwerpen van een netwerk structuur die past bij de "mobiele leerling/student" van vandaag. De school van morgen is een "landingsbaan" en geen "hangar". Dat betekent dat vaste behuizingen steeds kleiner worden, dat 'meetings' georganiseerd worden op festival- achtige bijeenkomsten, en dat er een uitekend verzorgd digitaal netwerk is waardoor de studenten/leerlingen en experts voortdurend met elkaar in verbinding kunnen staan en de informatie kunnen krijgen "die hun permanent informeren over hun positie". School/scholing in de toekomst is daarmee in belangrijke mate een virtuele activiteit, grensoverschrijdende, meervoudig geletterde, activiteit geworden die een apart type organisatie vraagt.

School maken :

Aan de kant van de expert staat school voor mij gelijk aan " school maken" . Schoolmaken is niet iets dat af te dekken is met een goede arbeidsrechtelijke positie. In mijn ogen is (virtuele) scholen waar ik het over heb een vrije markt waarop experts vrij hun waren kunnen aanbieden. Concurentie hoort bij het geestelijk leven. Zo alleen (en niet door politiek) wordt kwaliteit, zelfs genialiteit, ontwikkeld. Van belang is dat de school van de toekomst een "open source" netwerk is van experts die hun eigen materiaal onderzoeken, ontwikkelen en op de markt brengen. Daarmee is de docent van de toekomst het beste tegelijk met de vrije kunstenaar. Hij schrijft, geeft lezingen en workshops. Overigens is de docent van morgen geen "stabiele" en "full time" positie meer. Waar iemand in de ene context docent is, is hij in de andere student, en vise versa.Om verstarring van het onderwijs te voorkomen is het van belang dat de docent zich in de regel binnen meerdere netwerken tegelijk begeeft. Hij werkt vanuit thuis, of vanuit "settings" die vooral functioneel zijn voor zijn/haar thematiek. Dit sluit aan bij de eerdere "festival" metafoor. Docenten werken met studenten en leerlingen op reizende, steeds veranderende podia. Om continuiteit te garanderen bestaat er wel een voortdurende relatie met de "basis". Op deze "basis" wordt alle informatie gecoordineerd, is een helpdesk functie aanwezig, kan ook direct hulp worden ingezet ter plekke (via duurzame verbindingen) als dat nodig is, en kunnen verzekeringen worden afgesloten door de docent/vrij ondernemer voor als er geen werk voorhanden is.

Slot

Op de Vrije Hogeschool in Driebergen wordt al druk geexperimenteerd met het ontwikkelen van deze nieuwe leeromgeving. Concreet betekent dat dat de vaste behuizing is ingekrompen, evenals het aantal "vast" personeel. Er wordt welbewust ge-werkt met meer free-lancers. Ook is er veel meer aandacht voor het leren op een werkplek/leerplek buiten de beslotenheid van de Vrije Hogeschool terrein. Op gezette tijden worden presentaties gehouden die studenten uitdagen hun progressie te tonen. Stappen worden gemaakt in het ontwikkelen van een communicatief netwerk zodat het contact tussen alle betrokken partijen goed loopt. Een eerste stap was de ontwikkeling van een deugdelijke website. In de komende tijd zal de mogelijkheid worden onderzocht van het werken met weblog/podcast/vodcast door studenten, docenten en betrokken instellingen. Ik kan me zelfs voorstellen dat iedereen bij het begin van het academisch jaar daarvoor de nodige hardware krijgt/koopt. Dit alles met het doel dat de school van morgen uiteindelijk meer een "levende beweging" kan zijn "persoonlijk" "flexibel" , "continu" en "dynamisch" dan een " verstard instituut", "onpersoonlijk", "rigide" en "discontinu".

dinsdag 18 september 2007

Onderzoek & Ontwerp Liberal Arts

18 september hebben in relatie tot de ontwikkeling van een progressieve vorm van Liberal Arts drie gesprekken van betekenis plaatsgevonden. Het eerste gesprek vond plaats tussen de vrije hogeschool (Bernard Lievegoed College for Liberal Arts) en de Ionastichting over het ontwikkelplan VH, te beginnen met de minor. Het tweede gesprek met de uitgeverij Christofoor/Indigo, over publicaties die een nieuwe eigentijdse vertaling van "menswijsheid" (dus ook antroposofie) in zich dragen.Ook van belang was een gesprek met Loek Vrooman over de Utrechtse Academie.

In het eerste gesprek is besloten dat in de maand september/oktober een eerste versie van een minor Liberal Arts wordt ontwikkeld en opgetekend olv.Jeroen Lutters. Hij zal daarbij polsen of Hanke Drop wil meewerken. Inmiddels is dat gebeurd. Zij heeft zich daartoe bereid verklaard. Om op volle sterkte te komen lijkt het toch nog nodig om het team met een man te versterken. Daarvoor is al iemand op het oog.Intussen zal een bijeenkomst worden gepland voor eind oktober om de plannen voor te leggen aan de betrokkenen, te weten : Dick de Wolff, Marcel Meer, Jos Theunissen, Ignaz Anderzon, en Marja Mole-naar. Overigens zal bij het ontwikkelen van de minor ook nog advies worden gevraagd aan experts op het gebied van leerlandschappen vanuit het Lectoraat VOMD (Hans Jansen) en experts vanuit de VH op het gebied van de pre-masters doelgrooep (Jan Bas Lohman). Leidmotif bij de minor/pre-master wordt het ontwikkelen van "oog voor het detail" (close reading), het "afwijkende" (poetisch bewustzijn}, het "denken" in plaats van "het weten". De pre-masters moet daarmee kunnen dienen als ingang voor o.a. de masters pedagogiek. Centraal staat het ontwikkelen van "verdiepende academische vaardigheden". Om goed te kunnen werken ontwerp ik een werkplan voor de medewerkers (waarschijnlijk in de vorm van een twee daagse) waarlangs het gewenste materiaal kan worden opgeleverd.

In het gesprek bij Christofoor zijn de publicaties ter sprake gekomen die dienen als ondersteuning van het verder ontwik
kelen van het progressieve Liberal Arts ideaal. Daarbij is de publicatie "Noblesse Oblige" van Jeroen Lutters besproken. Bepaald is dat deze tekst in september 2008 zal verschijnen in een klein boekje. Dit boekje maakt onderdeel uit van een
serie boekjes voor de doelgroep tussen de 40 en 60 en gaan over belangrijke thema's om te overdenken. In dit eerste
boekje staat het begrip "Bezinning" centraal. Ook is gesproken over het script van de soap + post script+ fotomateriaal van "Dreef 33". Gedacht wordt aan een co-productie met Agiel, waarin uiteindelijk (om redenen van marketing technische positionering) Agiel de "lead" zou kunnen/moeten nemen. Ook dit boek zou moeten verschijnen in september 2008.Het materiaal moet daarvoor klaar zijn in mei 2008, hetgeen ook haalbaar is.Concreet betekent dat tegelijk twee boeken in september 2008 zullen verschijnen die raken aan de progressieve Liberal Arts concept : 1 bij indigo en 1 bij agiel.

In het gesprek met Loek Vrooman kwam aan de orde hoe ASCA georganiseerd is op een wijze die inspirerend kan werken voor de Utrechtse Academie, het Lectoraat, en zelfs voor de organisatie van de te ontwikkelen pre-master. De werkwijze is gebasseerd op het scheppen van een internationale omgeving waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten en in gesprek kunnen komen op een hoog niveau. Het geheim van de werkwijze is (1) het organiseren van de cultuur werkplaats op basis van inhoudelijke inspirerende thema's die werkgebieden overstijgen (gekoppeld aan mensen) (2) het centraal stellen van publicaties die het niveau van onderzoeksverslagen overstijgen (3) het stimuleren van seminars waarbij de deelnemers aan het scholingstraject uitgedaagd worden zichzelf te laten zien (4) het faciliteren van training in vaardigheden waarover je nog niet beschikt. Deze structuur doet in zekere zin Amerikaans aan en werkt. In de te ontwikkelen pre-masters wordt deze structuur als basis voor het methodisch-didactisch handelen genomen. Dat betekent dat er een lijn zal dat er gewerkt zal worden op : (1) inspiratieniveau (2) produktniveau (3) ontmoetingsniveau(4) trainingniveau.